“Het is toch vreemd eigenlijk, hoe erg wij bezig zijn met het telkens maar verlengen van ons leven, het niet oud willen worden, het negeren van onze sterfelijkheid…” Ik ben heel benieuwd hoe de zin verder gaat, maar moet mijn gesprekspartner onderbreken met een hartgrondig “AU!”. Hij laat zich daardoor niet van de wijs brengen en we praten verder over de zin en de onzin van het leven. Een halfuurtje filosoferen bij de fysiotherapeut: een goed begin van de week. Sterker nog, een vonkje.
Een vonkje? Nee, niet het soort vonkje waar je je zorgen over zou maken. Zo’n vonkje dat niks met aantrekkingskracht te maken heeft. Wél met inspiratie.
We’re born with millions
Of little lights shining in the dark
And they show us the way
One lights up, every time you feel love in your heart
One dies when it moves away
– All the little lights, Passenger
Het vonkje bij de fysio vanmorgen was niet het enige vonkje de afgelopen tijd. In het kader van een scriptie-onderzoek werd ik geïnterviewd – ook wel eens lekker ter afwisseling van het zelf afnemen van interviews in het kader van mijn eigen scriptie… – over de combinatie van christendom en homoseksualiteit. Over die combi schreef ik eerder al een blogje (De roze bruid), toch was het weer even spannend om hierover in gesprek te gaan. Het blijft een ingewikkeld onderwerp.
De insteek van het onderzoek sprak me meteen aan: het idee was dat een homo- en heteroseksuele christen met elkaar in gesprek zouden gaan over thema’s rondom vriendschap, liefde en seksualiteit. Even voorbij aan de vraag, ‘mag homoseksualiteit van de kerk’, en toe naar andere (meer!) belangrijke zaken.
Zodoende zit ik met twee gezellige jongens te kletsen en koffie te drinken, op een zonnige ochtend in Utrecht. Het blijkt onverwacht leuk en verfrissend om eens te praten over wat vriendschap en liefde eigenlijk voor je betekenen. Of hoe je denkt over samenwonen en trouwen. En of het eigenlijk uitmaakt of je homo of hetero bent. Maakt het uit? Soms niet. Soms wel. Voor ons op deze zonnige ochtend maakt het niet uit terwijl we praten over geloof, hoop en liefde (ja, echt!).
“Je moet niet onderschatten hoe belangrijk dit soort gesprekken zijn,” zegt mijn gesprekspartner aan het eind. “Ik leer hier een heleboel van.”
Het is niet de eerste keer dat ik dat hoor na met mede-christenen over dit onderwerp gesproken te hebben. En toch verbaast het me weer. Er is voor mij zo veel dat zo vanzelfsprekend is.
Ik vind het al bijna normaal dat ik met mijn vrouw in onze gemeente kan trouwen – terwijl ik wel wéét dat dit meer een uitzondering is dan de regel, helaas. Ik vind het eigenlijk heel normaal dat ik lesbisch ben en dominee wil worden. Maar ik vind het ook normaal dat ik daar niet altijd eerlijk over ben. Dat mijn vrouw soms heel neutraal ‘mijn partner’ is als ik in kerkelijke kringen over haar vertel. Dat ik, als ik als gastvoorganger met mijn vrouw in een onbekende gemeente kom, altijd even een nerveuze steek in mijn buik voel als ik haar voorstel als ‘mijn vrouw’ (schoppen ze ons niet onmiddellijk de kerk weer uit als ik dit nu zeg?!).
Grappig dat dit zelfs geldt als ik naar zo’n interview toega. Stiekem ben ik vooraf best een beetje zenuwachtig. Wat voor mensen zal ik treffen? Ben ik zo de vrijzinnige, losgeslagen homo die zichzelf wel christen noemt maar dit, volgens de normen van de anderen, helemaal niet is? De angst blijkt ongegrond, maar wel nóg een gedeelde factor: “Ik vond het best spannend,” geeft ook mijn gesprekspartner toe. “Ik was bang dat ik hier de conservatieve, stomme christen zou zijn.” Ik lach – om het mooie gesprek, om de lol, om nog een overeenkomst die we gevonden hebben. Om het vonkje van dit gesprek.

Nog even terug naar vanmorgen. De fysio gaat door met zijn martelwerk, terwijl we samen filosoferen. Knijp, knijp, denk. “Ik vind het maar gek hoor,” zeg ik. “Dat het leven zo maakbaar gemaakt wordt. AU!”
“Ja. En dat we…”
“…altijd maar gelukkig moeten zijn!” maak ik zijn zin af.
“Inderdaad,” knikt hij. “Weet je, ik geloof niet echt in God, of zo. Maar ik geloof wel in het wonder van het leven.”
Op de fiets naar huis zie ik de zon. En de blauwe lucht. Het groene gras en de bloesemblaadjes. Het W/wonder van het l/Leven – zien, soms even. Dat is wat vonkjes kunnen doen.
Vonkje van hoop diep in mij,
lieve God, wakker het aan
tot een vlam van vertrouwen.
Wakker aan, wakker aan,
dat wij gaan in vurige liefde.
Vonken die overslaan.
(Liedboek 427)